Vleermuizen zijn zoogdieren die kunnen vliegen.
Hiertoe zijn hun vleugels voorzien van een vlieghuid die tussen de vingers van hun voor- en achterpoten en hun staart zit.
Er zijn zeer veel soorten vleermuizen. Sommige zeldzame soorten komen slechts op één enkele locatie voor, meestal een grot.
Tot voor kort werden de vleermuizen in twee onderordes ingedeeld: Megachiroptera (grote vleermuizen) en Microchiroptera (kleine vleermuizen). De eerste groep bestaat uit grotere soorten die zich meestal op het gezicht oriënteren en die vaak fruit eten;
de vliegende honden behoren hiertoe. In Nederland en België komt uitsluitend een twintigtal gladneuzen en hoefijzerneuzen voor, waarvan een aantal zeer zeldzaam is.
Door hun verborgen en nachtelijke levenswijze hebben veel mensen nog nooit een vleermuis in het wild gezien, maar ongeveer zeven soorten komen in Nederland toch algemeen voor.
Er zijn wereldwijd ruim 1100 soorten, zodat meer dan één op de vijf zoogdiersoorten een vleermuis is.
Ik ligt er 2 soorten uit, die in Nederland het meeste voorkomen:
De watervleermuis en de meervleermuis… Watervleermuizen komen 's nachts tevoorschijn, ongeveer een half uur tot een uur na zonsondergang. Ze jagen zelden dan 6 kilometer van hun verblijfplaats af.
De watervleermuis vliegt laag over het wateroppervlak, jagend op schietmotten, en vliegen, soms ook op dansmuggen en motten.
Hij vangt ze in de lucht of van het wateroppervlak, waarbij hij zijn poten of staartmembraan zou gebruiken. Hij eet en drinkt vliegend, en kan een snelheid tot 23 kilometer per uur halen.
De kraamkoloniën bevinden zich in boomholten, rotsspleten en zolders. De ingang naar de kolonie kan zich minder dan een meter van de grond bevinden. Deze kolonies kunnen uit twintig tot vijftig dieren bestaan, alhoewel er ook kolonies van honderd dieren bekend zijn.
Mannetjes leven solitair of in kleine groepjes. Deze verblijven in muren, onder bruggen en in spleten.
Watervleermuizen overwinteren van eind-september tot maart en april met meer dan duizend dieren in koude, vochtige ondergrondse holen, waaronder grotten, mijnen, kelders en oude putten.
In Nederland is hij vrij algemeen in Zuid-Limburgse grotten te vinden.
De meervleermuis is een echt nachtdier, die in de late avond en vroege ochtend tevoorschijn komt om te jagen.
Ze jagen op vliegende insecten in de vlucht vlak boven open water. Ook vochtige weilanden en bosranden worden regelmatig bezocht, vooral in het voorjaar en tijdens winderig weer.
Met een snelheid van 30 tot 35 km per uur vliegt hij laag (5 tot 10 centimeter) over het water, waar hij soms ook insecten vanaf pikt. Met name vedermuggen staan bij hem op het menu, maar ook gewone muggen en motten.
De meervleermuis kan 20 jaar oud worden.
De paartijd begin vanaf eind juli, en duurt vaak tot in het winterverblijf. In april trekken de vrouwtjes naar de kraamkolonies. Eind mei wordt één jong geboren.
Jonge dieren zijn donkerder gekleurd dan volwassen dieren.
De kraamkolonies worden in eind juli door volwassen vrouwtjes verlaten. Jonge meervleermuizen verlaten de kraamkolonies iets later, rond eind augustus.
Vrouwtjes zijn na twee jaar geslachtsrijp.
Deze verblijven bevinden zich in mergelgrotten.
Ook zijn ze te vinden in koele bunkers, forten, kelders en mijnen.
De winter brengen ze geklemd tussen een rotsspleet door, of vrijhangend aan het plafond.
Meervleermuizen hangen in de winter meestal alleen, in sommige verblijven (met weinig menselijke verstoring) in groepen tot 25 dieren.
Midden-maart, april verlaten de vleermuizen hun winterverblijf.
Wetgeving:
Vleermuizen zijn door hun gewoonte om in groepen te rusten zeer kwetsbaar. Bij instorting, overstroming en dergelijke is een hele kolonie verwoest. Ook planten vleermuizen zich traag voort. Sommige soorten zijn pas na enige jaren geslachtsrijp, en een worp bestaat vaak uit niet meer dan één jong.
Door de beschadiging van hun biotoop is vleermuisbescherming hard nodig. Goede rustplaatsen overdag (holle bomen) en goede overwinteringsplaatsen, met zeer weinig verstoring, veiligheid voor roofdieren en de mens, en een temperatuur die 's winters niet onder het vriespunt zakt, zijn schaars. Gecultiveerde landschappen worden vaak armer aan insecten. Veel vleermuizen hebben om zich te oriënteren 'corridors' nodig van heggen of bomenrijen om zich over grotere afstanden te kunnen verplaatsen: ze begeven zich niet graag ver van een peilbaar echobaken. In de Europese Unie zijn alle soorten bij wet beschermd.
Mythen:
Sommige mensen vinden vleermuizen angstaanjagend.
Mogelijk gevoed door het feit dat enkele kleine soorten (vampiervleermuizen, uitsluitend in Zuid-, Midden- en (als dwaalgasten) zuidelijk Noord-Amerika) van bloed leven, worden vleermuizen geassocieerd met vampiers.
Dat klopt echter niet, omdat vampiervleermuizen, anders dan echte vampiers, hun slachtoffers bijvoorbeeld niet leegdrinken.
Ook drinken ze meestal niet bij mensen, maar bij dieren bloed.
Wel kunnen vampiervleermuizen ziekten, zoals hondsdolheid, overbrengen.
Ook de mythe dat vleermuizen in het haar van mensen komen zitten, is onjuist. Vleermuizen vliegen nimmer in het haar.
Sommige harige motten maken wel gebruik van hun beharing
om zich moeilijker vindbaar te maken voor de vleermuis.
Dank voor alle informatie. Mooie foto's ook. Ben weer voorzien van een hoop 'weetjes'.
BeantwoordenVerwijderenvr.gr. Marja
Here is South Alabama bats are great to have...they eat mosquitos!!! I know several gardeners that have bats houses in their yards.
BeantwoordenVerwijderen